Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen nam de [20]Geest mij op, en ik hoorde achter mij [21]een stem van grote ruising, [zeggende:] [22]Geloofd zij de heerlijkheid [23]des HEEREN [24]uit Zijn plaats! 20. Zie boven hfdst.2 vs.2. 21. Te weten gemaakt door de dieren, engelen, of cherubim; zie vs.13. 22. Vergelijk Jes.6:3; Luk.2:13,14; Openb.4:8. 23. Die boven op den troon zat; zie boven hfdst.1 vs.26. De zin is dat zijne heerlijkheid niet zou verminderd worden door de verwoesting der stad Jeruzalem en van den tempel, maar veelmeer verheven door de bewijzingen zijner gerechtigheid tegen de afvallige Joden. 24. Te weten verhuizende en scheidende. Versta door deze plaats Jeruzalem en voornamelijk den tempel, dien God tot zijne woning, als een teken zijner tegenwoordigheid onder dat volk verkoren had; 1 Kon.8:13; 2 Kron.6:2; Ps.132:13,14. Deze plaats zou God voor een tijdlang verlaten; Hos.5:15; Micha 1:3.